Deze associaties die het schilderij voor mij tot een intrigerend 'model'
voor de ontwikkelingen van de natuurwetenschappen maken, zijn misschien
ook mee ingegeven door de overweging dat het schilderij vervaardigd
werd op het moment dat deze ontwikkelingen op doorbreken stonden.
Rembrandt als visionair en het schilderij van Rembrandt als
een soort 'spiegelbeeld van de toekomst'.
3 Gaat het om de betekenis van het kunstwerk of om de betekenis
van de 'esthetische gebeurtenis'?
'Ik ben gefascineerd door dit kunstwerk.' Het onderzoek van wat
deze uitspraak betekent, splitste zich hierboven op in verschillende
benaderingen: de bespreking van enige onderdelen van het
schilderij van Rembrandt (dit kunstwerk), assiociaties bij de
toeschouwer (de ik) en de aanname dat er sprake is van een bijzondere
verhouding tussen de ik en het kunstwerk. Daarbij gebruikte ik de
uitdrukking 'esthetische gebeurtenis' en hieronder wil ik proberen
aan te geven wat ik daarmee bedoel.
Een vraag vooraf: wat maakt iets tot een kunstwerk?
De kunstgeschiedenis geeft criteria zoals die door verschillende
kunstbeschouwingen naar voren zijn gebracht:
- schoonheid
- waarheid
- uniciteit
- waarde(n)
en combinaties daarvan.
In een uitgewerkt verhaal zou het hier de plaats zijn om
de geschiedenis van de kunstbeschouwingen te behandelen
in het licht van deze criteria. Ik veronderstel dit maar
even bekend en doe direct de volgende stap.
Een probleem bij elk criterium is dat het ter discussie
gesteld kan worden vanuit verschillende kunstbeschouwingen
binnen hetzelfde criterium (bv schoonheid volgens de
stijlregels van de Italiaanse Renaissance versus die
van de Franse Romantiek) of vanuit de andere criteria
(bijvoorbeeld het stellen van de waarheid van het verhaal
waartoe het kunstwerk uitnodigt tegenover het criterium
van de schoonheid , of het stellen van de persoonlijkheid
van de maker tegenover de regels van de kunst).
Dat een rechtgeaard kapitalist een esthetisch orgasme krijgt
bij het beschouwen van een handzaam cultuur-product met
een waarde van 50 miljoen, zal een Heideggeriaan, die op
zoek is naar de Zin van Zijn, niet opwinden.
Het lijkt erop dat de meest uitgesproken kunstbeschouwingen
de 'esthetische gebeurtenis' al voorbij zijn en zich achteraf
bezighouden met de interpretatie van deze gebeurtenis in de
termen van een specifieke levensbeschouwing.
De discussie over de vraag of Rembrandt een belangrijk schilder
was of niet, is in het licht hiervan te herleiden tot een discussie
tussen verschillende kunstbeschouwingen die zich te zeer beperken
tot één criterium of een beperkte definitie van een bepaald criterium
om vast te stellen wat kunst is, bijvoorbeeld idealisme vs realisme.
Vergelijk Jacob Burckhardt (1877) over Rembrandt : "Het door
naamloze lelijkheid overal beledigde oog zoekt iets waarbij het
rust kan vinden..." met de waardering van Rembrandt door de
Franse Romantiek tegen de achtergrond van verschillende opvattingen
over wat 'schoonheid' is.
Wat de esthetische gebeurtenis inhoudt, is echter noch
tevoren noch achteraf precies af te meten op het Procrustus-
bed van een al te uitgesproken kunstbeschouwing.
Ik begin daarom maar liever met een poging om de 'esthetische
gebeurtenis' te omschrijven in alledaagse omgangstaal:
een esthetische gebeurtenis vindt plaats wanneer iemand
in de ban raakt van een cultuur-product 'kunstwerk' en
dat bij herhaling wil uitvoeren, bekijken of beluisteren.
Ik zoek het hiermee in de eerste plaats in de interactie tussen
het kunstwerk en de schepper, uitvoerder, toeschouwer of luisteraar:
daar gebeurt het.
En wat daar gebeurt, wijkt blijkbaar in bepaalde opzichten
af van 'normale gebeurtenissen'.
De uitzonderlijkheid ervan blijkt bijvoorbeeld uit de
taalregisters die worden geopend: bij de verliefdheid op
een kunstwerk (in veel overeenkomend met de verliefdheid
op een persoon) past vooral poëtische taal als
'de vlinderslag van vluchtige blijken van verrukking'.
Een esthetische gebeurtenis blijkt uit een gefascineerdheid
die uitnodigt tot steeds weer kijken en steeds weer luisteren,
en lijkt niet denkbaar zonder een soort samenspel tussen
een concreet kunstwerk en een concreet persoon die betrokken
is op en in dat kunstwerk.
Esthetische gebeurtenissen beperken zich overigens niet tot
cultuur-producten - zij doen zich ook voor in het gefascineerd
zijn door de schoonheid, waarheid of uniciteit in de natuur.
In dat geval is het spreken over 'kunstwerk' echter metaforisch.
Ik beperk me hier tot door mensen vervaardigde kunstwerken, ook
al ben ik me er van bewust dat dat me parten kan spelen bij de
verduidelijking van wat een 'esthetische gebeurtenis' is.
Daarbij lijkt het me ook zinvol om het begrip 'kunstwerk' niet
te nauw te nemen: een esthetische gebeurtenis kan zich overal
voordoen waar vakmanschap en visie geleid hebben en leiden
tot iets wat blijft fascineren. De kwaliteit van de esthetische
gebeurtenis wordt bepaald door de mate waarin en de manier waarop
vakmanschap, visie en fascinatie van zowel kunstenaar als toeschouwer
tot leven komen.
Ook wat bij de vervaardiging niet als kunstwerk bedoeld is,
kan als kunstwerk een rol gaan spelen in een 'esthetische
gebeurtenis' [5].
Hiermee is vraag naar het belang van kunstwerken een empirisch
af te handelen zaak geworden: hoe vaker en hoe geboeider ik
kijk of luister naar bepaalde kunstwerken, des te waardevoller
die specifieke kunstwerken blijkbaar voor mij zijn. De esthetische
gebeurtenis lijkt zo in eerste instantie een persoonlijke gebeurtenis
die zich afspeelt tussen mij en de kunstwerken waardoor ik bij toeval
gefascineerd ben. De uitdrukking 'zich afspelen tussen' zou
misverstanden kunnen wekken. Ik bedoel ermee dat voor de totstand-
koming van een esthetische gebeurtenis zowel een concreet kunstwerk
als een concrete toeschouwer die op elkaar betrokken zijn, noodzake-
lijk lijken. Deze (gebruikelijke) opvatting zal ik hieronder overigens
nuanceren, maar op dit moment ga ik er even van uit.
Bepaalde kunstwerken versterken bij mij de ervaring van het 'toevallen'.
Alle gebeurtenissen overkomen me in zeker zin, maar in een esthetische
gebeurtenis lijken meerdere toevallen opeens zo samen te vallen dat ik
een soort cognitieve totaal-ervaring krijg: hier en nu lijkt even alles
op z'n plaats te vallen.
Dat deze persoonlijke ervaring ingebed is in sociaal-culturele verbanden,
blijkt uit het feit dat er duidelijke inter-culturele verschillen zijn
in het begrijpen en waarderen van kunstwerken. Deze verschillen zullen
goeddeels te herleiden zijn tot verschillen tussen de culturen zelf,
wat voor de hand ligt als je bedenkt dat kunstwerken interpretaties zijn
van de cultuur waarbinnen de werken ontstaan, en dat het beschouwen van
kunstwerken een (evenzo cultuurbepaalde) interpretatie inhoudt.
Deze overweging is de grond voor een zwakke vorm van cultuur-relativisme:
zonder kennis van een specifieke cultuur zijn bepaalde cultuur-producten
niet als kunstwerken te herkennen en te interpreteren.
Het is de sociaal-culturele inbedding van de 'esthetische gebeurtenissen'
die het begrijpelijk maakt dat de meeste culturen enthousiast proberen
vast te stellen wat 'de grote kunstwerken' zijn? Blijkbaar vinden
veel mensen het belangrijk om persoonlijke esthetische gebeurtenissen
ook sociaal mededeelbaar te maken. Dat leidt bij herhaling tot een
minder persoonlijke zoektocht naar representatieve verzamelingen van
kunstwerken die blijkbaar bij veel mensen geleid hebben en nog steeds
leiden tot esthetische gebeurtenissen. Een dergelijke zoektocht
lijkt bepaald te worden door een soort computationele esthetica:
door de blijken van esthetische gebeurtenissen in relatie tot
de kunstwerken te sommeren komt men tot een kunst-canon van werken.
Deze kunst-canon omvat de kunstwerken die je tijdens postmoderne
bedevaarten toch minstens één keer in je leven in het echt gezien
of beluisterd moet hebben.
4 Is er zoiets als een 'meest aannemelijke betekenis' van
een kunstwerk of van een esthetische gebeurtenis ?
Noch vanuit kennis van of over de kunstenaar, noch vanuit
de betekenissen die een willekeurige toeschouwer aan het
werk toekent, is te komen tot de vaststelling van de eenduidige
betekenis van een kunstwerk. De vierde vraag lijkt dan
ook een noodsprong. Laten de dames en heren kunstcritici
het ons dan maar vertellen wat De Betekenis van Het Werk
is. Dat is echter het doorschuiven van een schijnbaar
onoplosbaar probleem: probeer maar eens twee kunstcritici
te vinden die het samen eens zijn over de meest aannemelijke
betekenis van een kunstwerk. Verschillende kunstbeschouwingen,
verschillen in accenten, verschillen in interpretaties,
verschillen in ik weet niet wat lijken onvermijdelijk te
leiden naar een relativisme, dat zich in het licht van
de esthetische gebeurtenissen waarmee het steeds begint,
moeilijk laat verdragen. Verschillen in betekenis
zullen echter niet te vermijden zijn als betekenis de manier is
waarop we iets begrijpen en zin geven aan gebeurtenissen.
Verschillende culturen, verschillende levensbeschouwingen
en verschillende mensen doen dat nu een keer op verschillende
manieren.
De vraag naar 'de betekenis' van kunstwerken is misschien eleganter
te benaderen door een soort verschuiving. Daarvoor deel
ik de kunstcritici in in twee duidelijk te onderscheiden
groepen. De eerste groep bestaat uit de besprekers van
kunstwerken. In de meest waardevolle besprekingen gloeit
de fascinatie nog na, maar het blijft hoe dan ook nawerk,
een echo, waarin de oorspronkelijke esthetische gebeurtenis
zelden weer zal worden opgeroepen. De poging om onder woorden
te brengen wat er gebeurt, verrijkt soms (als het je de
gebeurtenis verheldert door impliciete samenhangen in de
esthetische gebeurtenis te expliciteren), maar verzandt net
zo vaak (als in de analyse weer uit elkaar valt wat in de
esthetische gebeurtenis nu net zo bijzonder samenviel).
Als tweede groep kunstcritici beschouw ik die kunstenaars waarvan
bepaald werk ook gelezen en beluisterd kan worden als commentaar
op eerdere kunstwerken. Een voorbeeld: de Passionen en bepaalde
cantates van Bach geven mij de meest aannemelijke betekenis
van het literaire lijdensverhaal. Andere voorbeelden:
De verfilming van Karakter geeft mij de meest aannemlijke
betekenis van het boek van Bordewijk. Een lichtvoetig gedicht
geeft me de meest aannemelijke betekenis van een ballet.
-------------------------------------------------------
Voor-beelden en voor-teksten.
Tegen de achtergrond van de andere werken van Rembrandt
en de werken van z'n voorgangers en tijdgenoten is het
ook zinvol om te bespreken wat in dit schilderij niet
te zien is. In dit verband is te wijzen op het ontbreken
van een voor-tekst en de spaarzaamheid van voor-beelden.
Het meeste werk van de meesters tot in de tijd van Rembrandt
werd gemaakt met als uitgangspunt de combinatie van een
voor-tekst en een aantal voor-beelden. De voor-tekst werd
meestal ontleend aan literaire bronnen als de Bijbel, de
Metamorphosen van Ovidius, de Ilias & Odyssee van Homerus,
de Aeneis van Vergilius e.a. De voor-beelden werden veelal
ontleend aan werken van voorgangers of tijdgenoten.
Rembrandt pakte dat net zo professioneel aan als Rubens,
waarvan bekend is dat hij waarnemers op zijn kosten naar
Italië liet reizen om daar voor-beelden te kopiëren (wat
overigens des te vermakelijker is als je bedenkt dat hij
ook de eerste was die van de Staten van Holland het
alleenrecht verwierf op het drukken en verspreiden van
prenten naar zijn werk). Van Rembrandt zijn zo ook
fragmenten aan te wijzen die duidelijk gekopiëerd
zijn uit andermans werk - een bekend voorbeeld is de
engel Rafael die Tobias verlaat (1637, te zien in het
Louvre, Parijs) die een kopie in spiegelbeeld is van
de engel in de prent 'De engel verlaat Tobias en zijn
familie' (Maarten van Heemskerck , ca 1537,
Rijksprentenkabinet, Amsterdam, zie ook [2]).
en vele
voor-beelden kan een boeiende spanning ontstaan tussen
tekst en verbeelding . Uit een nieuwe verbeelding kan soms
iets anders en iets meer ontstaan dan een bevestiging van
de voor-kennis die je had. Mieke Bal geeft daarvan in haar
boeken over Rembrandt verschillende mooie voorbeelden.
Haar boeken laten overigens ook zien dat al te nadrukkelijke
(specifieke, in haar geval psycho-analytische) voorkennis
ook een onbevangen reageren op de verbeelding kan blokkeren
of juist de speculatie overmatig stimuleren. Een voorbeeld
daarvan is haar bespreking van het schilderij waarop Samson
de ogen worden uitgestoken (De blindmaking van Samson door
de Filistijnen, Städelisches Kunstinstitut, Frankfort a/d
Main).
Bal laat de interpretatie van de houding en de blik van
Delila onderbelicht. Daarin drukt zich ook de radeloosheid
uit van een vrouw die weet dat zij op dit moment het meest
kostbare ontvangt en verliest wat de man haar geven kan:
niet alleen zijn liefde, maar z'n leven, en dat bewust,
want hij kende haar dilemma, ook al speelde hij er eerst een
spel mee, maar hij ging de dodelijke ernst van zijn liefde
uiteindelijk niet uit de weg. Haar dilemma (mijn familie en
volk of deze geliefde) dreef Samson naar de keus voor haar
ten koste van zichzelf. En in haar blik weerspiegelen zich
de vragen: Is mijn sleutelrol in het verraad van deze liefde
niet de vergissing van mijn leven? Zal ik ooit weer een liefde
vinden die bereid is zo ver te gaan?
Wat Bal overbelicht is de houding van Samson die ligt te krimpen
van de pijn als z'n ogen worden uitgestoken: de gesuggereerde
interpretatie hiervan als 'barensweeën' vind ik niet aannemelijk
en evenmin aansprekend (Bal, 1987). Ik ben me er echter van
bewust dat dit komt omdat ik me niet zo aangetrokken voel tot
de combinatie van thema's die Bal als uitgangspunt neemt bij
haar voorgestelde interpretatie van de blindmaking: seks,
agressie en sublematie.
Bal zoekt het antwoord op de vraag wat het ontstellende is
aan dit schilderij in de richting van het schokkende inzicht
in de samenhang van seks en agressie. Ik ben geneigd het
schokkende van de uitgebeelde blindmaking vooral te zien
in de richting van het problematiseren van het zien zelf.
Kunnen zien is de vooronderstelling zowel voor het kunnen
ontstaan als het waarderen van schilderkunst. Geen wonder
dat Rembrandt gefascineerd gruwt van het opzettelijk blind
maken van een groot man. Wat voor vragen spelen er door
z'n hoofd bij het verwerken van deze voor-tekst ?
Misschien vragen als: Hoe kan ik er met m'n verstand bij
dat mensen andere mensen blind maken? Wat zou mijn leven
nog waard zijn als ik niet meer zou kunnen zien? Stel eens
dat in de toekomst iedereen blind zou zijn, wat voor betekenis
hebben mijn schilderijen dan nog?
Een vergelijkbae schok zal de museum-bezoeker hebben bij het
zien van dit schilderij. Bij allerlei schilderijen heb je je
ogen goed de kost gegeven en nu wordt je opeens geconfronteerd
met een schilderij waarop iemand blind gemaakt wordt.
Natuurlijk, de thema's die in het schilderij aan de orde worden
gesteld, zijn algemeen: een liefdesgeschiedenis (Samson houdt
van haar, maar raakt haar kwijt), etnische tegenstellingen
(de Jood Samson probeert zoveel mogelijk Filistijnen
neer te knuppelen, en deze azen er uiteraard op om hem op hun
beurt te grazen te nemen) maar slechts zelden zie je deze
thema's uitmonden in de uitbeelding van een vernietiging
van het zien. Door de kwetsbaarheid van het zien zo hard
aan de orde te stellen problematiseert de blindmaking
de betekenis van het zien en van de schilderkunst zelf.
Het is hier niet de plaats om de interpretaties van dit
schilderij verder uit te werken. Het dient in dit verband
vooral als een voorbeeld van de rol die de interpretatie van
een bekende voor-tekst (het bijbelverhaal over Samson
en Delila) onvermijdelijk een rol zal spelen bij de
interpretatie van een uitbeelding van een episode uit
dat verhaal .
Heel vaak lijken verhalen te leiden tot kunstwerken welke
weer leiden tot verhalen. Geen wonder dat in de esthetische
gebeurtenis wel of niet uitgesproken de vraag meezingt:
wat is het verhaal ? Ook als er geen verhaal is, zijn wij
toch geneigd om er hoe dan ook een verhaal van te maken.
Het schilderij van de mediterende filosoof lijkt niet eenduidig
in verband te brengen met het verhaal van een concrete voor-tekst ,
en ook al zijn de beelden herkenbaar, ze vormen samen geen
voor-beelden waaraan we een bekend verhaal kunnen ophangen.
We krijgen dus de ruimte om zelf een verhaal bij dit schilderij
te maken. Blijkbaar hebben we daarbij de neiging om rijkelijk
te putten uit het persoonlijke reservoir van wat wij aan
voor-teksten en voor-beelden tot onze beschikking hebben.
-------------------------------------------------------
In spiegelbeeld : verschillen tussen Rembrandt en Koninck .
In het Louvre rezen bij mij de volgende vragen:
Waarom twee schilderijen met zoveel overeenkomsten ?
Waarom in spiegelbeeld ?
Wat zijn de overeenkomsten en wat de verschillen ?
Wat zie ik hier nu precies, en wat betekent datgene wat ik zie?'
Uit meerdere voorbeelden blijkt dat het elkaar naschilderen
(maar dan anders - en bij voorkeur beter natuurlijk) in de tijd
van Rembrandt en Koninck regelmatig voorkwam: het zou een
uitdrukking zijn van de competitie tussen de schilders, het
gevecht om de plaatsen aan de top van de schilderskunst.
Op de vraag waarom dat zo nu en dan in spiegelbeeld gebeurde,
is het antwoord in een aantal gevallen erg voor de hand liggend:
de kunstenaar maakte een soort 'overtrek' van een detail van een
bestaand kunstwerk en drukte deze 'overtrek' op z'n eigen werk
in wording - waarmee de afdruk onvermijdelijk in spiegelbeeld
verscheen.
In het geval van deze twee schilderijen is het ene schilderij
echter bepaald niet een exacte kopie in spiegelbeeld van het andere.
Koninck neemt een aantal onderdelen over uit het schilderij
van Rembrandt , herordent ze, laat bepaalde onderdelen weg,
voegt andere elementen toe en belicht zijn andere opzet ook
nog eens (letterlijk) van de andere kant.
Hieronder op klein formaat de twee schilderijen van
Rembrandt en Koninck naast elkaar.
Aanvankelijk had ik het voornemen de schilderijen
zo sterk mogelijk te contrasteren. Uiteraard ten gunste
van het aan Rembrandt toegeschreven schilderij: het werkje
van Koninck was immers zeker geen Rembrandt , van later datum
en overduidelijk een kopie, en dat nog in spiegelbeeld ook.
Ware kunst zwak nagekwast in een kitch-kopie.
Maar wat eerst een aardig uitwerkings-schema leek: Rembrandt
(briljant en diepzinnig) tegenover Koninck (oppervlakkige
imitatie), bleek bij nader inzien uit te pakken als een
al te kunstmatig contrast.
Toch zijn er duidelijke verschillen tussen de schilderijen
en het is verleidelijk om bij het toekennen van een specifieke
betekenis aan bepaalde kenmerkende onderdelen van het ene
schilderij te zoeken naar een heel andere betekenis van de
vergelijkbare kenmerkende onderdelen van het andere schilderij.
Daarvan zijn een paar voorbeelden te geven, toegespitst op
het 'denken' als thema . Daarbij ga ik er van uit dat de
titels bij de schilderijen passen en dat de stap van filosoof
naar 'denken' een te verdedigen interpretatie-ruimte schept voor
speculaties als de onderstaande.
Rembrandt :
Filosoof met vrouw in een huiselijke omgeving.
Koninck :
Filosoof alleen in een kloosterachtige omgeving.
Uitgewerkt contrast:
Bij Rembrandt is het denken opgenomen in de beweging van het
licht: het denken probeert 'ergens om te draaien', maar verliest
zich al te vaak in het duister van het ondenkbare. Ook is het
denken opgenomen in de beweging van het leven: wat stelt denken
voor zonder persoonlijke relaties, zonder gerijpte liefde?
Je leeft niet om te denken, maar je denkt om te leven.
Bij Koninck lijkt denken het moeizame werk te zijn van de eenzame
oude man. Op de fragiele schouders van deze wereldvreemde
wetenschapper rust de zware taak om verder te bouwen aan de
kathedraal van de kennis. Hij leeft om te denken.
Rembrandt :
De wenteltrap centraal, opgenomen in de beweging van het licht.
Koninck :
De zuil centraal, stabiliseert de hele voorstelling.
Uitgewerkt contrast:
Bij Rembrandt staat het denkproces zelf centraal: gedachtengangen
(gesymboliseerd door de wenteltrap) lijken ons wel verder te
brengen, maar keren steeds in zichzelf terug. Ze belichten en
verhelderen nooit alles, in de eerste plaats omdat veel ongekend
en dus ongedacht zal blijven, in de tweede plaats omdat datgene
wat de gedachtengangen zouden moeten verhelderen zelf ook
voortdurend in beweging is.
Bij Koninck is het denkproces (eveneens gesymboliseerd door de
wenteltrap) nevengeschikt aan het denkresultaat: een massieve
en betrouwbare kennis, die staat als een zuil.
Zo leidt verbeelding tot verbeelding, het spelen met tekens en
betekenissen tot andere tekens en betekenissen, het spelen met
woorden tot woordspelingen en het spelen met beelden tot
beeldspelingen [4], tot de ontdekking en onthulling van
dubbelzinnigheid .
Elk schilderij is op zichzelf al vatbaar voor meer dan één
uitleg, en in die zin dubbelzinnig. En door in spiegelbeeld
te verwijzen naar een eerder schilderij wordt die dubbelzinnigheid
als het ware nog eens weer verdubbeld: wat zou het kunnen
betekenen in het licht van de verschillende betekenissen
van het andere schilderij?
-------------------------------------------------------
De esthetische gebeurtenis en cognitieve processen .
Tot nu toe heeft in dit verhaal het accent vooral gelegen
op het kunstwerk, de kunstenaar en de omstandigheden
waaronder de kunstenaar werkte.
Een benadering die het hierbij laat, zou de indruk kunnen wekken
dat het kunstwerk een soort 'oorzaak' is van esthetische
gebeurtenissen. Zou er sprake zijn van een soort 'causale relatie':
alleen een geschikt kunstwerk kan een esthetische gebeurtenis
veroorzaken? Ik betwijfel dat, en denk dat het de voorstelling
van een kunstwerk is die de esthetische gebeurtenis bepaalt.
Onder voorstelling versta ik in dit verband een verzameling
gebeurtenissen als percepties, cognitieve presentaties en
representaties: zowel de scheppende handelingen als voorstelling
als de (niet gefixeerde, maar zich steeds anders herhalende)
voorstelling van de scheppingsresultaten en de interpreterende
beschrijvingen daarvan, met als brandpunt de creativiteit in
al die activiteiten.
Het gaat in de esthetische gebeurtenissen om de voorstellingen
(uitvoeringen) van de menselijke creativiteit. Wij zijn wezens
die er iets van maken en dat in elkaar en in elkaars werk bewonderen.
Uiteraard spelen verschillende causale processen hierin
een belangrijke rol: gebeurtenissen (bv het licht dat weerkaatst
wordt op het schilderij van Rembrandt) leiden tot andere
gebeurtenissen, namelijk complexe gewaarwordingen van deze
gebeurtenissen, die op hun beurt weer leiden tot andere gebeurtenissen,
namelijk tot complexe cognitieve processen die weer leiden tot allerlei
gebeurtenissen in mijn organisme, waarbij ik blijkbaar geneigd ben bepaalde
gebeurtenissen als esthetische gebeurtenissen te benoemen.
De kunstenaar die bezig is een kunstwerk te vervaardigen, vormt zich
tijdens dat scheppingsproces al gebarend (uitvoerend) een voorstelling
van het kunstwerk. Schilderend, componerend, schrijvend, beeldhouwend,
dansend drukken kunstenaars esthetische gebeurtenissen uit.
Of zo'n voorstelling in één keer aanwezig is in het voorstellingsvermogen
van de kunstenaar, of dat deze voorstelling zich al scheppend ontwikkelt,
lijkt niet van doorslaggevend belang - kunstenaars zelf geven aan dat beide
soorten processen zich voordoen.
De voorstelling (uitvoering) van een zich realiserend kunstwerk
is te benoemen als een esthetische gebeurtenis .
Vergelijkbare voorstellingen door en in elke kunstenaar (bv een uitvoerend
musicus) en toeschouwer zijn evenzo te benoemen als esthetische gebeurtenissen.
De uiterlijke vormgeving van het betrokken kunstwerk kan daarbij heel
verschillende rollen spelen: een uitgeschreven partituur of een
CD zijn zelf geen esthetische gebeurtenissen Wel kunnen ze middels
een aantal transformatie-processen een rol spelen in esthetische
gebeurtenissen.
Waar het om gaat is dus de 'creatieve voorstelling'. Deze moet
niet opgevat worden als een soort 'mentale kopie' van een gerealiseerd
kunstwerk. De voorstelling omvat veel meer dan wat in een uitgevoerd
kunstwerk met behulp van vormgeving en transformaties te realiseren valt.
Tijdens een esthetische gebeurtenis gebeurt er iets bijzonders in onze
cognitieve processen . Uitspraken in de omgangstaal als 'zij ging helemaal
op in het luisteren naar dat muziekstuk' wijzen daar ook op.
De cognitieve processen lijken zich te synchroniseren en te concentreren
in een soort cognitieve organisatie van bijzondere kwaliteit. Tijdens
een soort cognitieve 'totaal-ervaring' lijkt er zoiets plaats te vinden
als een maximale correlatie van de verschillende cognitieve processen .
Een verdere analyse van wat een 'esthetische gebeurtenis' is, zou zich
evenzeer moeten richten op de betrokken cognitieve processen als op
de betrokken kunstwerken.
Ik ben me ervan bewust dat ik met de voorgaande notities weinig
verhelder. Daarvoor zijn in ieder geval twee redenen aan te voeren.
In de eerste plaats is er nog erg weinig bekend van het precieze
verloop van cognitieve processen , laat staan dat er al veel
concreets te zeggen zou zijn over bv zoiets als de voorstelling
die een componist zich maakt van een muziekstuk en de samenhang
daarvan met de neuro-fysiologische processen die daarbij een rol
spelen. We zijn nog ver verwijderd van antwoorden op de vraag
naar de precieze beschrijving van de creatieve processen waarin een
prachtige melodie en harmonisatie ontstaat.
In de tweede plaats zal taal (als vormgeving van één cognitief
systeem) blijvend tekort schieten als instrument om meerdere cognitieve
systemen en hun onderlinge samenhangen te beschrijven: deze beschrijvingen
zullen zich beperken tot structurele representaties.
Ik geef dus eigenlijk alleen maar aan in welke richting ik zou zoeken
om meer greep te krijgen op wat een 'esthetische gebeurtenis' is.
Er zijn structurele overeenkomsten tussen het uitgeschreven muziekstuk
en wat de componist 'hoorde' bij de innerlijke voorstelling van dit
muziekstuk. Maar het uitgeschreven muziekstuk beschrijft niet zijn
eigen ontstaan, en evenmin de verrassing, verrukking, fascinatie,
gedrevenheid en concentratie waarmee de componist de innerlijke
voorstelling van zijn muziek heeft waargenomen en weergegeven,
en waarmee wij nu de uitvoering van zijn compositie beluisteren,
terwijl dit alles evenzeer deel uitmaakt van 'de esthetische
gebeurtenis'.
-------------------------------------------------------
Verleidelijke verhalen.
Een kunstwerk is een cultuur-product dat blijkbaar op een
bijzondere manier aanspreekt. Zo aanspreekt, dat het uitlokt
tot een gesprek tussen het kunstwerk en z'n toeschouwers
en de toeschouwers onderling.
In die gesprekken speelt een bepaald proces een belangrijke
rol. Dat is het proces waarbij de beelden in woorden, zang in
zinnen en tekeningen in taal worden uitgedrukt. Dit proces
kan leiden tot verhelderende inzichten, maar evenzogoed tot
misverstanden en meningsverschillen. In zekere zin is het
gesprek van toeschouwers om een kunstwerk te begrijpen
een spiegelbeeld van het gesprek waarin de kunstenaar
is verwikkeld tijdens het ontstaan van zijn kunstwerk.
Het schilderij is niet slechts een weergave van wat er te
zien viel, maar vaak ook een thematische ordening van
beelden waarbij plaatsing, (ver-)tekening, belichting
en kleuring suggereren dat inzicht meer is dan zien,
en begrepen betekenis meer dan de zichtbare tekens.
Het bedachte, gemaakte, uitgevoerde, voorgestelde,
getoonde, bekeken, beluisterde en besproken
kunstwerk is zo beschouwd het nooit voltooide product
van elkaar opvolgende tradities en culturen met hun
eigen talen, tekens, betekenissen en verhalen.
We zijn blijkbaar geneigd om een kunstwerk te benaderen
als een systeem van tekens waaraan we bij zorgvuldige
bestudering verschillende betekenissen toe zullen kunnen
schrijven. In die tekens en betekenissen herkennen we
dan ook nog het liefst onze eigen emoties en gedachten.
Onze emoties en gedachten zijn zelf systemen van met elkaar
samenhangende tekens en betekenissen . Het is altijd de
moeite waard om na te gaan hoe die 'tekens en betekenissen'
kunnen samenhangen. Het bespreken van kunstwerken kan
ons daarvan bij uitstek bewust maken: we worden daarbij
uitgenodigd om te expliciteren wat we echt belangrijk
vinden, onze persoonlijke en culturele waarden.
Wij zijn geboren met vermogens om te spelen met tekens en
betekenissen . We zijn daarvoor uitgerust met verschillende
teken-genererende-systemen, bijvoorbeeld de gebaren-motoriek, het
zien en het spreken. Wanneer de productie en de waarneming van deze
systemen volledig willekeurig zouden zijn, zou er geen
sprake kunnen zijn van tekens en betekenissen . Als een man in
vergelijkbare situaties steeds een volstrekt willekeurige reeks
klanken uit zou stoten, zouden hij noch wij in staat zijn
om hier enige 'betekenis' aan toe te kennen. Pas wanneer er
in het functioneren van een systeem sprake is van terugkerende
patronen en structuren, kan er sprake zijn van tekens. Het zijn dan
ook de terugkerende structuren in het functioneren van een systeem
die dat systeem tot een teken-systeem maken. Het ontstaan van de
patronen en structuren zelf is het zich voortdurend herhalende
wonder van onze werkelijkheid. Uitwisseling tussen verschillende
teken-systemen is alleen mogelijk wanneer bestaande patronen
en structuren van het ene teken-systeem op de een of ander manier
te weerspiegelen zijn in andere teken-systemen.
In onze gevoelens en gedachten hebben (groepen) tekens geen gefixeerde
betekenissen . Door ons reflexieve bewustzijn zijn wij geneigd om
tekens en betekenissen in te bedden in verhaal-structuren .
We leven tegelijkertijd in verschillende verhalen: ons persoonlijke
levensverhaal, het gezins-verhaal, familie-verhalen, volks-verhalen,
natie-verhalen, religie-verhalen, wetenschaps-verhalen enz.
De verhalen waarin groepen tekens voor kunnen komen, bepalen mee de
mogelijke betekenissen die door de tekens aan de orde kunnen worden gesteld.
Hierboven is aangegeven dat bij een kustwerk heel verschillende verhalen
te vertellen zijn. Dat duidt er al op dat ook in esthetische gebeurtenissen
zelf heel verschillende verhalen aan de orde kunnen zijn.
Betekent het feit dat in en naar aanleiding van een esthetische gebeurtenis
bepaalde verhalen tot leven komen, dat de esthetische gebeurtenis zelf
ook een verhaal-structuur heeft?
Om deze vraag te kunnen beantwoorden, zal ik eerst moeten nagaan
wat een 'verhaal' is.
Een verhaal is de voorstelling in woorden van een reeks gebeurtenissen,
het is een linguïstische representatie van gebeurtenissen.
Een esthetische gebeurtenis is hierboven ook als voorstelling getypeerd,
maar dan in de betekenis van uitvoering, esthetische presentatie.
Een beschrijving in woorden van een reeks gebeurtenissen kan ook zelf
een esthetische gebeurtenis genereren, bv in een gedicht of in een literair
verhaal . Daarin is het de beschrijving en interpretatie zelf die
fascineert. Sommige esthetische gebeurtenissen hebben dus een
linguïstisch karakter. De vraag is nu toe te spitsen: heeft elke
esthetische gebeurtenis een linguïstisch karakter? Van bepaalde
esthetische gebeurtenissen lijkt dat niet aannemelijk:
bij een beluisterd instrumenteel muziekstuk (zonder duidelijke
voortekst) is het 't samenspel van melodische lijnen, harmonieën,
instrument-beheersing, enz. dat fascineert. De rilling die over
je rug loopt bij een bepaalde passage kan wel aanleiding vormen
om achteraf met linguïstische hulpmiddelen te analyseren wat
daar 'precies gebeurt', voor zover dat te beschrijven valt.
Maar zo'n verhaal achteraf is een linguïstische constructie,
geen reconstructie van de esthetische gebeurtenis zelf.
(.....nog verder uit te werken....)
Wat geeft 'zin' aan ons denken en wat houdt ons denken gaande?
Verleidelijke verhalen.
Met deze verhalen proberen we elkaar ertoe te verleiden om er
meer van te maken dan strikt genomen noodzakelijk is om te overleven.
Esthetische gebeurtenissen geven steeds weer en steeds anders
vorm aan de voorstellingen en uitvoeringen van deze verleidelijke
verhalen. Het boeiende van de esthetische gebeurtenissen is dat
hierin vaak zowel de verleidings-kunst als de verleidings-tragiek
op een indringende manier worden voorgesteld. Wat ons tot mensen
maakt is wat wij als mensen maken, maar niets daarvan is blijvend.
Door dat met onze verleidelijke verhalen en voorstellingen te omspelen
geven wij tezelfdertijd blijk van onze domheid en intelligentie,
van onze lafheid en moed, van onze menselijkheid.
(...toevoeging maart 2006 meditation ...)
Méditation visionnaire
Begin 2006 kreeg de heer G. Ziengs van het veilinghuis Methusalem
in Schoonoord (Drenthe) een aantal schilderijen aangeboden om te veilen.
Hierbij was ook het onderstaande schilderij (schilder onbekend,
geschilderd op hout, formaat 42 bij 32), door hem gedateerd eind 18e eeuw.
Een schilderij in spiegelbeeld (maar dan op veel punten min of meer
letterlijk, i.t.t. het spiegelbeeld van Salomon Koninck) van het
oorspronkelijke schilderij van Rembrandt .
De heer Ziengs was al surfend op internet bij deze filosofische schets
terecht gekomen en hij was zo attent om mij op dit schiderij te wijzen
en me in staat te stellen het te verwerven.
Deze 'oefen-kopie' van het schilderij van Rembrandt is een fijn geschilderd
paneel dat een aantal pictoriale 'verbeteringen' en wijzigingen bevat
ten opzichte van het origineel.
In de kopie ontbreekt echter de vrouw aan het haardvuur en een aantal
in het werk van Rembrandt knap verborgen verwijzingen.
En mist daardoor in mijn ogen enige narratieve en thematische onderwerpen
die het schilderij van Rembrandt nog fascinerender maken, wat ik hieronder
graag wil toelichten.
Jean Marie Clarke publiceerde in 1990 in het Revue du Louvre een artikel
waarin hij (deels versus het RRP) goede argumenten aanvoert om het schilderij
'Philosophe en méditation' aan Rembrandt toe te (blijven) schrijven.
Hij was zo vriendelijk om me begin 2006 de Engelse 'draft version' van
zijn op een aantal punten gewijzigde en aangevulde artikel toe te sturen.
Dit gevoegd bij de feestelijke herdenking van het 400e geboortejaar van
Rembrandt was aanleiding om nog eens terug te kijken op mijn eerdere schets
en een andere wending toe te voegen aan de mogelijke interpretaties van het
schilderij van Rembrandt .
Zoals uit het voorgaande verhaal blijkt, ga ik er van uit dat een schilderij
niet één onderwerp, maar een veelvoud aan onderwerpen heeft.
Welke onderwerpen dat zijn, wordt bepaald door wat aan het schilderij wordt
toegeschreven. Niet alleen door de kunstenaar die het vervaardigde, maar
evenzeer zowel door de voorgeschiedenis die in het werk tot uitdrukking komt
als door kunstgeschiedenis die het werk na vervaardiging doormaakt.
Het lijkt me bij de mogelijke onderwerpen zinvol om verhaal en thema van elkaar
te onderscheiden, omdat het thema zowel persoonlijker als universeler kan zijn,
terwijl het verhaal vaak niet meer is dan een 'literary 'instance' van het thema .
In 1999 schreef ik:
"Het schilderij van de mediterende filosoof lijkt niet eenduidig
in verband te brengen met het verhaal van een concrete voor-tekst (..)"
Er zijn echter meerdere argumenten aan te voeren om daar toch anders
tegenaan te kijken.
Zoals de kunsthistorici van het RRP de (toegegeven: slecht leesbare)
bijzondere ondertekening 'R.H. van Rijn 1632' op het schilderij gemist
hebben (bijzonder omdat Rembrandt deze wijze van ondertekenen maar kort
en alleen in 1632 gebruikt heeft), zo heb ik in 1999 de verwijzingen naar
het verhaal-onderwerp achter en in het schilderij over het hoofd gezien.
Waarschijnlijk omdat ik vooral geconcentreerd was op de associaties
in de lijn van de titel 'Philosophe en méditation' die me op het spoor
van een 'verleidelijk verhaal' gezet hebben.
Herlezing van het artikel van Jean Marie Clarke en lezing van de Engelse
vertaling ervan boden me een aannemelijke interpretatie van het verhaal-
onderwerp van het schilderij. De omweg via dit verhaal-onderwerp levert
nieuwe gezichtspunten op die het schilderij van Rembrandt in een aantal
opzichten nog weer interessanter maken dan het in 't licht van de eerder
aangevoerde interpretaties al was.
De deskundigen van het RRP geven aan dat het schilderij van Rembrandt
in inventaris-lijsten in de 17e eeuw getypeerd werd als 'wenteltrappeken'
of 'wendeltrap', wat zij opvatten als een ondersteuning van hun typering
van het werk als een oefening in perspectief . Een latere inventaris-lijst
typeert het werk als 'Tobias ende eenen drayenden trap'. [OBW Tobias is de
Latijnse naam van het boek Tobit waarvan alleen in de Griekse Septuaginta
nog een vertaling te vinden is. Tobias is de zoon van Tobit - de Latijnse
naamgeving ziet blijkbaar Tobias als hoofdpersoon.] Over deze typering merkt
het Corpus van het RRP op: 'which is certainly incorrect since there are
two women in the picture and there is no specific motif from the story of
Tobit.' (Corpus II, 642).
Jean Marie Clarke (1990) beschouwt het verhaal van Tobit wel als
verhaal-onderwerp van het werk van Rembrandt . Het afbeelden van een
man met gesloten ogen en een vrouw bij vuur op een schilderij waarop
een wenteltrap in het beeld bijzondere aandacht trekt, lijkt daarvoor
een wat mager bewijs te leveren. Iconografisch gezien ontbreekt bv
het spinnewiel van Anna als tamelijk nadrukkelijke verwijzing naar
het verhaal van Tobit.
Er zijn echter een aantal pictoriale argumenten die Tobit als verhaal-
onderwerp aannemelijk maken. Als je het schilderij bij de juiste
lichtval en vanaf de juiste afstand bekijkt, is het hart van de
wenteltrap te zien als de pupil van een oog, terwijl de treden van
de wenteltrap te zien zijn als deel van de iris rond de pupil.
In de pupil 'weerspiegelt' heel vaag een derde figuur - volgens het
RRP-Corpus een vrouwenfiguur welke overigens op afbeeldingen door
de oude vernislaag nauwelijks is te onderscheiden.
Lezing van het boek Tobit bij het in dit schilderij zien van een
oog is echter een eye-opener.
Tobit is een rechtvaardige die vogelpoep in z'n ogen krijgt, daarvoor
niet afdoende behandeld wordt en (mee daardoor) blind wordt. Zijn vrouw
Anna verdient daarna de kost met spinnen. Tobit herinnert zich dat hij
bij een familielid een aardige som geld in bewaring heeft gegeven en
hij stuurt zijn zoon Tobias er op uit om dat geld weer op te halen.
Onderweg trouwt Tobias met een nicht die daarvoor al zeven keer eerder
huwde, waarbij de echtgenoten helaas de huwelijksnacht niet overleefden.
Tobias blijft (mee door de trouwperikelen) langer weg dan gedacht en dat
roept bij zijn moeder Anna een bijzondere klacht op:
'Ach jongen, snikte ze, waarom heb ik je op reis laten gaan.
Jij bent het licht van mijn ogen.' (Tobit 10,5)
De blinde Tobit, die zijn zoon op de niet ongevaarlijk missie heeft
uitgezonden, heeft zijn zoon voortdurend voor ogen. Maar hij vertrouwt
er op dat hij zijn zoon weer zal zien - rustig en hoopvol zit hij in het
volle licht.
Anna daarentegen wanhoopt aan de terugkeer van Tobias. Zij staat met
haar rug naar het volle licht, gekromd van verdriet over een klein vuurtje
van hoop dat zij slechts met grote moeite brandend kan houden.
Mijn interpretatie van de 'vage figuur' in de visuele illusie van
de pupil in het schilderij van Rembrandt is dat deze figuur in de
eerste plaats staat voor Tobias, die (zoals uit het vervolg blijkt)
niet alleen figuurlijk het 'licht van de ogen' van zijn ouders is.
Als Tobias terugkeert is van zijn reis, is hij namelijk in staat om
de blindheid van zijn vader te genezen.
Tobit valt dan zijn zoon om de hals, en huilend zegt hij:
'Ik kan je weer zien jongen. Jij bent het licht van mijn ogen.'
(Septuaginta, Tobit 11,13 zie de gemarkeerde Griekse tekst hieronder)
Omdat de figuur niet ondubbelzinnig duidelijk een man of vrouw is,
kunnen ook andere interpretaties ervan zich erbij 'mengen'.
In Tobit 3,17 worden het lot van Tobit en zijn aanstaande schoon-
dochter Sara aan elkaar verbonden als verhoring van hun gebeden:
Tobit om zijn genezing van blindheid en Sara om een man.
Deze lotsverbondenheid wordt onder woorden gebracht met de mededeling:
'Op het moment dat Tobit de binnenplaats van zijn huis binnenging,
ging Sara (..) van de bovenverdieping naar beneden.
Dus Sara zou de thematische achtergrond van zowel wenteltrap als
van de vage figuur halverwege de trap kunnen zijn.
Ook een andere bijzondere 'visuele illusie' speelt een belangrijke
rol in het verhaal van Tobit. De metgezel van Tobias op zijn
gevaarlijke reis is de engel Rafaël, die uiteraard niet als
zodanig herkend wordt. Pas nadat de reizigers teruggekeerd zijn,
maakt Rafaël zich bekend met de woorden:
Wat jullie zagen, was een verschijning. (Tobit 12,19)
Omdat Rafaël degene is die de wonderlijke oplossingen aandraagt
voor zowel Tobit's genezing als Sara's huwelijk, zou ook hij
geprojecteerd kunnen worden op de vage derde figuur op de wenteltrap.
De engel (de gezant van God die de ogen opent (Tobit 11,17)) en de
oogappels (Tobias en Sara als de enige kinderen van hun ouders)
geven 'het licht dat door God geschapen is' (Tobit 3,17).
Voeg aan het voorgaande nog de tegenstelling 'terug in het licht' vs
'eeuwige duisternis' (Tobit 14,11) aan toe,
en de in zijn werk vaker terugkerende fascinatie van Rembrandt
voor dit verhaal als literair clair-obscur of chiaroscuro is
nog sprekender (vergelijk de werken onderaan dit verhaal).
Als het zien van een oog in het schilderij van Rembrandt aannemelijk is,
zou dit ook een deel van de psychologische verklaring van de fascinatie
van kunstgenieters voor dit werk kunnen vormen.
Het oog van de beschouwer ziet een oog en dat oog houdt zijn blik gevangen.
Hij staat daar zo ook oog in oog met Rembrandt die zich als geniaal
illusionist laat zien in een klein paneel dat de periode van zijn
leven en werk in Leiden afsluit voor zijn grote doorbraak in Amsterdam.
Nu is het nog R.H. van Rijn - niet lang daarna wordt het zelfbewust
Rembrandt .
Maar zonder oog, zonder het wonder van zien, geen Rembrandt .
Het verhaal-onderwerp Tobit is een literaire verbeelding van het
wonder van het zien en het wonder van licht in de duisternis.
Het thema van deze Rembrandt is dat zien:
het oog, het wonder van zien en de werking van visuele illusies.
In het licht van Tobit's verhaal is Rembrandt's kleine meesterwerk
te zien als een beeldende meditatie over dit wonder van het zien.
Een betere titel zou dan ook zijn: 'Méditation visionnaire'.
. Bert Bakker, Amsterdam.
Bal, M. 1987. Het Rembrandt effect. H&S, Utrecht.
Bal, M. 1990. Verf en Verderf. Lezen in Rembrandt . Prometheus, Amsterdam.
Boschloo, A.W.A. 1980. Raamvertellingen. Kunstschrift, 1980, 6, pp 188-194.
Broos, B. 1979. Overname toegestaan. Kunstschrift, 1979, 4, pp 103-109.
Bruyn, J. e.a. 1986. A Corpus of Rembrandt Paintings, II, pp 638-644.
Clarke, J.M. 1990. Le Philosophe en méditation du Louvre. in:
-- Revue du Louvre, 1990, 3, pp 191-200.
-- zie ook zijn website
Graffon, M. 1950. Die Radierungen Rembrandts: Originale und Drucke.
-- Studien über Inhalt und Komposition, Mainz.
Hall, J. 1993. Hall's Iconografische Handboek. Primavera Press, Leiden.
Krul, W. 1998. Oratie, Groningen RUG.
Lurker, M. 1988. Wörterbuch der Symbolik. Kröner Verlag, Stuttgart.
Straten, R. van. 1991. Inleiding in de Iconografie. Couthino, Muiderberg.
Sumowski, W. 1983. Gemälde der Rembrandt-Schüler, III, Landau/Pfalz,
-- pp 1627-1710.
Tümpel, C. 1992. Rembrandt . Kwadraat, Utrecht.
Wittgenstein , 1966. Lectures on Aesthetics, Psychology and Religion.
-- Basil Blackwell, Oxford.
(met dank aan Riens de Haan)
]
[
Gemengde gevoelens bij kunst-canon :
de meest besproken werken zijn in de loop van de tijd als de
belangrijkste werken gezien en als zodanig gecanoniseerd.
Positief: middel om je kinderen te scholen in de ontwikkeling van
de kunstgeschiedenis en de ontwikkelingen in de waardering van kunstwerken.
Twijfels bij een kunst-canon : niet alles wat daar besproken
wordt en niet alleen wat daar besproken wordt omvat de kunstwerken
waarmee ik een esthetische gebeurtenis zal kunnen delen.
Ook vraag ik me af of het bestaan van een kunst-canon met name voor de
komende generaties kunstwerk-producenten meer of juist minder ruimte biedt,
met name als de eis gesteld wordt dat nieuw werk (wil het de moeite van
het fascineren waard zijn) origineel en dus heel anders moet zijn dan wat
al vertegenwoordigd is in de canon.
Begint met canonisering niet de stervensfase van datgene wat gecanoniseerd
is? Vergelijk de canonisering van de religieuze bronnen van de wereldgods-
diensten.
]
[
De metafoor van 'verliefdheid' voor verhouding toeschouwer-kunstwerk
is te beperkt. Een esthetische gebeurtenis kan ook een negatief of
angstaanjagend karakter hebben: 'mysterium tremendum'.
]
[
Het feit dat iets er is, maakt datgene wat er is nog niet
waardevol. De intrinsieke waarde van overbodige cultuur-
producten kan met recht betwijfeld worden. Zijn er ook
naar analogie hiervan 'overbodige' natuurproducten?
]
[
Taaluitingen kunnen 'benoemen wat er is', maar ook 'oproepen
wat er (nog) niet is' (delen van dromen, speculatieve of
fantastische gedachten, illusies, hallucinaties, technisch
wel of niet realiseerbare ontwerpen).
Zonder taal zijn kunsten, godsdiensten en wetenschappen
niet denkbaar. Niet alleen is taal een voorwaarde
voor het op deze verschillende manieren kunnen denken,
het zo kunnen denken bestaat alleen in taal , niet daar-
buiten.
Er was een tijd dat mensen begrepen dat ze dit soort
verhalen konden bedenken. Daarna was er een tijd dat
mensen dachten dat ze dit soort verhalen konden begrijpen.
Nu ervaren sommige mensen dat denken en begrijpen even ver
van elkaar verwijderd zijn als sterrenstelsels.
]
[
Zien veel verfijnder ontwikkeld dan denken/spreken. Werkt ook
veel sneller en is veel korter gekoppeld met rest van ons organisme.
Ontwikkelings-historisch zien primair aan spreken, beeld primair
aan taal .
Bijzondere kenmerken van ons zien. Vergelijk bijvoorbeeld ons
vermogen om gezichten te herkennen (uitzonderlijk goed ontwik-
keld) met het herkennen van willekeurig getekende patronen
(bijzonder slecht ontwikkeld). Blijkbaar speelt niet alleen
het zich voordoen van patronen als zodanig, maar ook het kunnen
toekennen van bepaalde betekenissen aan die patronen een belang-
rijke rol. Het voorgaande voorbeeld van gezichten vs willekeu-
rige patronen is ontleend aan Wittgenstein .
Een voorbeeld daartussenin: een werktekening van een aantal
elektronische schakelingen zou voor mij hetzelfde zijn als een
willekeurig getekend patroon, en ik zou niet in staat zijn een
tekening met juiste schema's te herkennen temidden van een serie
vergelijkbare tekeningen die onjuiste schema's bevatten.
Iemand die verstand heeft van elektronica zou dat wel kunnen.
Geen betekenis zonder voorkennis. Waarbij het een interessante
vraag is welke voorkennis aangeboren is en welke geleerd moet
worden. Lijkt het ook aannemelijk dat er een ontwikkeling is
in de aangeboren voorkennis?
voor-beeld
voor-tekst
voor-kennis
]
[
Interessant wordt de spanning tussen tekst en beeld als
bepaalde teksten verbeelding verbieden. Dit gebeurt in
verschillende religeuze teksten. In de lijn van het verbod om
God uit te beelden ligt bv ook het verbod van Calvijn om de
Christus-figuur uit te beelden. Daarin verwijdert tekst
zich wel heel ver van haar oorsprong. Zouden de makers
van deze teksten zich er bewust van zijn geweest dat
onmogelijkheden in de verbeelding de onmogelijkheden in
de verwoording bloot zouden leggen? Niets haalt fanta-
siën, dromen en illusies zo effectief onderuit als de
serieuze poging je de inhoud en uitwerking ervan zo
concreet mogelijk voor te stellen.
]
[
Cornelis Verhoeven (Trouw, zaterdag 31 10 1998, nav discussies
over een nieuwe bijbelvertaling):
"De taal van eindeloos gecompliceerde mensen die leven in een
eindeloos gecompliceerde wereld heeft een eindeloze hoeveelheid
functies. Zij heeft die allemaal nodig in haar strijd tegen de
platte vanzelfsprekendheid en tegen het dodelijke zwijgen.
Zij legt ondubbelzinnig vast wat wij met elkaar hebben afgesproken
en wat we hebben beloofd; maar zij geeft ons ook de gelegenheid
om met de wiekslag van lichte of roekeloos poëtische woorden
bijna zijdelings zaken te beroeren die ons invallen (...)
woorden die te groot zijn, te vreemd, te mysterieus of te moeilijk
te verantwoorden (...). Er moet dan ook steeds meer vertaald worden
(...) om de eigen taal soepel te houden, open en rijk aan registers."
]
[
Werk in uitvoering. NBG over de NBV, 1998.
Vertaaleenheid: niet woord of zin, maar 'tekstgedeelte met voldoende
context'. Texteem: samenhangende passage als basis voor interpretatie .
Daarbinnen een hiërarchie van elementen: referentiële (verwijzend naar
de buitentalige werkelijkheid), connotatieve (gevoelswaarde van de
tekst) en formele (klanken, zinsstructuren).
Bernedetto Croce: belle infideli of brutte fideli (ivm onvertaalbaarheid
van poëzie). Contra NBG: vertalen is wel mogelijk, uitgaande van bron-
cultuur, brontaal en brontekst, gericht op doeltekst in doeltaal in
doelcultuur, mbv grammaticale, syntactische en semantische transformaties
(A.Langeveld, Vertalen wat er staat, A'dam, 1994).
Lourens de Vries, De natuurlijkheid van de vertaling staat voorop.
(in: Met Andere Woorden, 18, 9-13, 1999)
taalsysteem: lexicale en grammaticale patronen
taalgebruik: pragmatiek, conventies
aandacht voor de cultuurgebondenheid van pragmatische conventies
(bv persoonsverwijzingen kunnen redundant zijn in de ene cultuur,
maar functioneel in een andere (vgl Ruth, sociocentrische conceptie
van de persoon bij bep. gemeenschappen in Nieuw-Guinea).
lit. William A. Foley, Anthropological Linguistics. Oxford, Blackwell 1997
]
[
Woordenboek-wandeling door de Van Dale.
Taal: systeem (samenhangend geheel van regels
voor het functioneren) van tekens.
Semantiek: betekenis is een kwestie van interpretatie .
Interpretatie: verklarende uitleg,
. vertolking (muziek > esthetische link: steeds weer, steeds anders)
Betekenis: datgene wat door een teken wordt uitgedrukt,
. begrip (inhoud) van een teken (semasiologie: betekenisverandering)
Begrip: eenheid van denken, denkbeeld,
. algemeeen bekend gegeven, feit.
Teken: iets waardoor zich iets anders openbaart,
. een aanduiding van iets anders (semiotiek).
Gegeven: bekend feit, bekende hoeveelheid, bekende grootheid.
Bekend: ter kennis gekomen.
Kennis: besef, bewustzijn (van) wat men geleerd heeft.
Bewustzijn: vermogen tot (zintuiglijk) besef.
Besef: bewuste, duidelijke voorstelling.
Voorstelling: denkbeeld, gedachte.
Denken: ordenen van gewaarwordingen.
Gewaarwording: indruk, sensatie, gevoel.
Dit beknopte overzichtje is een aardige illustratie van het
netwerk-karakter van een teken-systeem. Dat de woorden samenhangen
blijkt uit het feit dat ze (in het gebruik van de woorden) naar
elkaar verwijzen. Hoe ze met elkaar samenhangen is een kwestie van
uitwerking van de verbanden: welke ketens van gebeurtenissen zijn
met deze woorden te beschrijven en hoe zijn deze beschrijvingen te
interpreteren? Hoe ontwikkelen de concepten en regels zich in de
verschillende theorieën?
Automatisering:
. input één woord
. > database (dictionary++)
. > gerelateerde woorden
. > netwerk-presentatie
]
[
Taalspel - spel met spelregels.
In een beperking van de spelregels ligt een vereenvoudiging
die het spel gemakkelijker te volgen en te spelen maakt.
Het spel wordt tot kunst bij spelers die het spel tot in
de finesses beheersen.
Er zijn taalspelen waarvan de regels steeds eenvoudiger
worden, en taalspelen waarvan de regels steeds gecompli-
ceerder worden.
]
[
Een verhaal is een selectie van tekens en betekenissen ,
ondergebracht in een verhaal-structuur (begin, eind, clou).
Een verhaal heeft vaak een pointe ('het draait hierom..').
Je leven of de werkelijkheid opvatten als een verhaal is
een metafoor .
Overeenkomende structuren:
Verhaal.. pointe.
Schilderij.. thema.
Leven.. motto.
Verhalen binnen verhalen binnen verhalen......:
elk verhaal is een verhaal binnen andere verhalen.
Verhaalstructuur is een kenmerk van taal .
Een verhaalstructuur suggereert een verklarings-kracht met
de interne logica die een 'gevoel van inzicht' oproept:
'zo zit het dus', 'zo werkt het dus'.
Dit 'gevoel van inzicht' is echter iets anders dan feitelijk begrip.
Een kloppend verhaal (intern consistent) hoeft nog niet
een adaequaat (juist, geloofwaardig) verhaal te zijn.
Taal is één van de verschijnselen die zich voordoen in een
werkelijkheid die grotendeels onuitsprekelijk is en niet te
vatten is in taal .
De werkelijkheid buiten de taal heeft geen verhaal-structuur .
Het is een misverstand te denken dat de werkelijkheid zich
gedraagt volgens (en dus is te vatten) met behulp van
taal-structuren.
De pogingen om de onuitsprekelijke werkelijkheid toch onder
te brengen in verhaal-structuren is een poging om onze
fundamentele angsten en onzekerheden te bezweren.
Een verhaal-structuur als zodanig suggereert overzicht, eenheid,
duidelijkheid, consistentie, begrip, zekerheid,.....
Dit zijn echter 'eigenschappen', 'kenmerken' van het verhaal
als zodanig, niet van ons denken en leven.
Een verhaal 'werkt' alleen maar in de taal , en omdat wij steeds
zo bewust in taal denken, werken verhalen zo verleidelijk door
in ons denken.
Bewustzijn als reflexief denken: een manier om op een complexe
manier tekens en taal te kunnen gebruiken, terwijl je je er
tegelijk van bewust bent dat en hoe je taal gebruikt.
Inzicht in het beperkte werkings-gebied van verhaal-structuren
brengt met zich mee....
.....verhalen >>>.... formules
Zoals men vroeger de werkelijkheid probeerde hanteerbaar te maken
met verhalen, zo probeert men dat vandaag met formules. Noch de
verhalen noch de formules leiden tot echt begrip van wat we be-
schrijven en berekenen. Verhalen en formules kunnen 'werken',
maar als zodanig blijven het 'hulp-constructies'.
Verhalen en formules 'bewijzen' zich in hun beaming en toepassing.
Meer taal leidt tot meer (zelf)beheersing, niet tot meer begrip.
Bv zwaartekracht: in formules uit te drukken hoe het 'werkt',
maar wie begrijpt wat het is? Tot wat voor 'begrip' zal de zoektocht
naar de vergelijking die de 'theorie van alles' moet uitdrukken,
leiden?. Verhalen gebouwd op formules (bv de verhalen van Stephen
Hawking c.s. over 'het universum'): als een verzameling berekeningen
kloppend te krijgen is, wil dat nog niet zeggen dat het op die
berekeningen gebaseerde verhaal controleerbaar waar of geloofwaardig
is.
Veronderstellingen die onze verhalen gaande houden.
Bijvoorbeeld een vorm van conservatisme: waarom zou je er in je
levensverwachtings-verhaal van uitgaan dat je morgen of over een
jaar dood bent, of dat de samenleving over 10 jaar veel minder
veilig zal zijn? Een aantal mensen laat zich leiden door een soort
'waarschijnlijkheids-optimisme': die verhalen zijn voor hen
aantrekkelijk die hun persoonlijke toekomstverwachting positief
versterken - of ze nu gegrond zijn of niet. Andere mensen laten
zich leiden door een soort 'waarschijnlijkheids-pessimisme': die
verhalen zijn voor hen aannemelijk die hun toekomstverwachting
negatief versterken - of ze nu gegrond zijn of niet.
(Uit genetisch onderzoek blijkt dat de depressieven in de meerderheid zijn.
En nu uit nader onderzoek ook nog eens gebleken is dat deze groep het meest
aan sex doet, is er dus enige grond om te verwachten dat het aantal
pessimisten onder de mensheid zal toenemen.)
Echter: een aantrekkelijk verhaal is daarom nog niet een 'waar' verhaal.
Een verleidelijke gedachte is daarom nog geen geloofwaardige gedachte.
Voorbeelden van grondstructuren van verhalen die de gedachten bepalen:
voorbeeld van Wittgenstein: 'Als ik ziek ben, dan is dat een straf.'
Iemand die dit soort gedachten niet heeft, verschilt niet van mening
met iemand die dit soort gedachten heeft. Hij denkt gewoon anders.
Zou verder onderzocht moeten worden wat er nu precies anders is in
dat 'gewoon anders denken'. Zoiets als 'andere verhalen in je hoofd
hebben'?
Een andere manier van denken - you can't contradict it (W. p55).
Verhalen of stellingen die met elkaar in tegenspraak lijken.
Geloven dat A. Dat niet geloven is niet hetzelfde als geloven
dat niet-A. Bijzonder gebruik van het woord 'geloven':
- geen sprake van redelijkheid
- geen sprake van evidentie
- geen sprake van hoge waarschijnlijkheid
- geen sprake van kennis of weten
- geen sprake van een historische basis
- geen sprake van middelen om te testen
- geen sprake van verificatie
- geen sprake van falsificatie
Implicatie van 'religieus' geloven:
Ik geloof dat A en ik geloof dat het slecht is
wanneer jij niet gelooft dat A.
]
[
Waarom vallen de attributen weg - historisch proces wat op zichzelf
al interessant is: waarom blijven er bepaalde attributen bewaard en
vallen andere weg?
Volgde de schilderkunst in het verval van de attributen de
ontwikkelingen in de maatschappij of omgekeerd?
Symboliek van attributen en bv posities en houdingen van mensen:
staande, zittende en (van kerkelijke functionarissen) knielende
magistratuur.
]
[
Vooronderstellingen die de processen van het spelen met,
ordenen en herordenen van tekens en die het ontwikkelen
van betekenissen begeleiden
--
]
[
volgens de regels van de kunst
Juist waar kunst bepaalde regels doorbreekt, ontstaan interessante
betekenissen .
Als wat vertrouwd lijkt, bij nader inzien vreemd wordt,
daardoor onze aandacht vasthoudt en dan bij nader inzien,
maar wel anders dan eerst, weer vertrouwd wordt.
]
[
Wat wij moeilijk te verdragen vinden:
- oeverloosheid
- vrije val
- onafzienbaarheid
- onoverzichtelijkheid
- grenzeloosheid
- vervreemding
]
[
Het bewuste menselijk leven is een woordenspel: we kunnen alleen
maar spreken over datgene waarvan wij ons bewust denken te zijn.
]
[
Onzekerheidsprincipes van de taal
- waarheidswaarden van samenhangende proposities
- geloofwaardigheid <> werkelijkheidsgehalte <> logische structuur
- context-gebondenheid: woorden krijgen alleen betekenissen in
bepaalde contexten; verwarring als verschillende betekenissen
in verschillende contexten niet meer als 'familie' te herkennen
zijn; betekenis als explicitering van contexten; woordenboek:
verzamelingen van voorbeelden van het gebruik van woorden
in zinnen - hier de zinnen als een deelverzameling van contexten
]
[
Pre-verbaliteit: welke tijdruimtelijke gebeurtenissen leiden tot
de gebeurtenissen die we 'gedachten' en 'taal' noemen? Meerdere
van elkaar verschillende 'causale lijnen' (Russell - On Human Knowledge).
De 'taal' van de gedachten is complexer dan de weergave van gedachten
in taal .
]
[
vormen van taal
- gedachte taal
- gesproken taal
- geschreven taal
invloed van de vorm op tekens en betekenissen
waarom geschreven taal serieuzer genomen dan de andere vormen?
]
[
Invloed van taal op denken (wereldbeeld):
Hamann, Herder (1760/1770: elke taal heeft z'n eigen 'genius,
esprit, Sprachgeist'), Humboldt (1835: taal is niet een werk (ergon),
maar een activiteit (energeia), 'discovery of a thruth previously unknown',
vgl werkelijkheid als een taak ('Aufgegebenes, nicht Gegebenes').
Saphir/Whorf (-1940): taal bepaalt het denken zo sterk, dat je niet kunt denken
zoals de sprekers van een specifieke taal zonder eerst deze taal te kennen
(bekend als de linguistische relativiteits-these).
Kanttekeningen:
1
Je kunt nooit alleen uit het feit dat er lexicale of grammaticale
verschillen zijn tussen twee talen, concluderen dat er dus ook wel
perceptuele of conceptuele verschillen in de cognitieve processen van de
sprekers van die verschillende talen zijn.
Nader onderzoek relativeert meestal zo'n a prima vista conclusie.
2
In een verschillende natuurlijke omgeving leven (noordpool, aan zee, woestijn) of
het voorkomen van cognitieve deficiënties (kleurenblindheid) leidt tot verschillen
in perceptie, bewust en reflexief denken en daarmee ook tot verschillen in taal
(sneeuw, touw op zeilschip, kameel, licht/donker/helderheidsgraden).
3
In onderzoek is taal te bestuderen als 'onafhankelijke variabele' en kun je dus
allerlei relaties vinden in de zin van 'de invloed van taal op....'.
(bv de studie van Carmichael, Hogan en Walter (1932) naar de invloed van het
aanbieden van verschillende woorden bij tekeningen op de latere reproducties
van die tekeningen lieten duidelijk vertekeningen zien in de richting van de
aangeboden woorden).
Buiten het onderzoek zijn talen zich voortdurend veranderende medespelers in
het spel van de cognitieve processen .
4
Denken is meer dan taalverwerking.
Taal speelt een beperkte rol in de cognitieve processen die een rol spelen in:
perceptie <--> onbewust/bewust/reflexief denken <--> motor.
]
[
We denken te weten wat we bedoelen als we uitdrukkingen gebruiken als
'ergens aan denken', 'iets zien' of 'iets horen'.
We weten dat deze verschillende cognitieve processen samenhangen
met zeer complexe neurofysiologische processen.
Het onderzoek naar het hoe van de samenhangen staat nog in de
kinderschoenen.
Een bewuste gedachte heeft doorgaans zoiets als een zinsstructuur.
Interessante vraag: op welk moment en waar (in de neurofysiologische
processen?) ontstaat die zinsstructuur en wat zullen de algoritmische
relaties zijn die doorlopen worden tussen de betrokken neurofysiologische
processen en het bewust hebben van de zinsgestructureerde gedachte?
]
[
P.v.Geert (1983), The Development of Perception, Cognition and Language,
London, Routledge & Kegan Paul.
Belang van de socio-culturele ecologie, waarvan er meerdere zijn
(één wereld, maar veel 'interpretive frameworks'). De 'logic of construction'
van 'semantic structures' soms universeel (bv verwantschapsrelaties), soms
incompatibel (bv plantenclassificaties, kosmologieën, sociale relaties).
Theorievorming (beschrijving en interpretatie) dient adequaat te zijn
tov het socio-culturele systeem waarbinnen deze theorieën worden ontwikkeld.
Perceptie is een topologisch (niet een propositioneel) systeem. Perceptuele
subprocessen (zoals sensorische integratie, patroon-constructie, aandachts-
focussing etc.) hebben een formeel karakter: ze hebben alleen betekenis
binnen ons specifieke beschrijvend systeem.
Het 'rekenen' van een rekenmachine zit niet in de interne operaties (die kunnen
heel verschillend zijn), maar in de interpretatie en kwalificatie van de uitkomsten
van deze interne processen volgens de regels van een 'formal theory of calculation'.
Een teken is alleen een teken als het is gedefinieerd als een specifieke positie
binnen een systeem van tekens.
Kennen is operaties uitvoeren volgens regels die bepaald worden door een kennis-theorie.
Een activiteit is 'denken' te noemen als deze activiteit gehoorzaamt aan de regels
van onze denk-theorie.
Betekenis is een relatie tussen bepaalde activiteiten (zoals 'inner speech or overt
action') en een betekenis-theorie.
Betekenis is de manier waarop we begrijpen ('make sense of events').
(VRAAG naar het ontstaan en de ontwikkeling van de genoemde theorieën die zelf
linguistische hulpmiddelen zijn om te kunnen construeren: hoe verklaar je de
'lift-off' van construerende procedures?).
Constructivisme leidt tot pluralisme: er zijn verschillende routes waarlangs
we onze werkelijkheden vormgeven (perceptie, fantasie, kunst, politiek, religie etc).
De intra-systemische structuren van het sensori-motorische en die van het
linguistische systeem zijn fundamenteel verschillend, evenals de 'mapping
procedures' waardoor de systemen verbonden worden.
Het verschil tussen 'mind and reality' is lokaal, niet fundamenteel. Beiden
zijn 'object and scene' van onze percepties, handelingen en kennis (monisme,
metafoor van de Moebius ring).
Semiologie van gedrag: een fysieke gebeurtenis is een 'instance' van gedrag
als het behoort tot een systeem van gedragingen. Gedragsmodellen (horizontale:
behaviorisme, information processing theory, structural theory; en verticale:
folk or naive psych.) zijn te plaatsen in een 'elastic explanation space'
waarbinnen de verschillende 'theories can be mapped onto each other'.
The locus of development: development as a journey through a specific logical
or conceptual space (from intial (stable/unstable, open/closed) states to
final states. Descriptively adequate theories of development reflect
the basic aspects of the socio-cultural ecology (e.g. cognitive development -
educational practice).
events <> perception <> description <> theory
Het zou onjuist zijn om een beschrijving (ogv een onderliggende theorie)
aanwezig te veronderstellen in een waarmemer op het moment dat deze
gebeurtenissen waarneemt.
]
[
Kunst opent het perspectief op het constructivistische, artificiële van
de menselijke werkelijkheid en op de uniciteit daarvan.
Kunst als bijzondere beschrijving van de menselijke werkelijkheid.
Het is door iemand gemaakt, vaak ook een door iemand gemaakte beschrijving
van wat weer door anderen gemaakt is (verdubbeling van het artificiële).
Derde artificiële stap: beschrijving in taal van beeldende kunst: beschrijving
in een propositioneel systeem van een topologisch systeem (met bijbehorende
transformatie-regels).
]
[
Er komt steeds meer blijvende kunst van dode kunstenaars. Dit bepaalt ook
deels onze fascinatie: de ontroering bij de sporen van menselijk leven, het
handschrift, de spanning tussen wat blijvend lijkt en wat/wie weg is: elk
kunstwerk van een dode kunstenaar is ook een 'memento mori'.
We vertellen elkaar het verhaal van de hoogte- en dieptepunten
van ons wankele bestaan.
]
[
In de kunstwerken bewonderen we ook de creatieve persoonlijkheid van de
kunstenaar. Tegenstelling onpersoonlijke cultuur en deze creatieve
persoonlijhkheid.
Is er pas sprake van persoonlijkheid als deze als zodanig door
andere mensen erkend wordt? Door hoeveel mensen moet een persoonlijkheid
als persoonlijkheid erkend worden om dat (voor wie?) te zijn?
Culturele persoonlijkheid vs persoonlijke persoonlijkheid.
]
[
Kunstwerken als (schijnbare) constanten. Alles verandert: het schooltje waarop
je zat is vervangen door een nieuwe leerfabriek, je geboortehuis is afgebroken,
vertrouwde mensen worden ouder en gaan dood. De rol van blijvende kunstwerken
als psycho-sociaal houvast en in geminimaliseerde rituelen (museumbezoek, elk
jaar de Mattheus, enz.).
]
[
Geen werkwoord voor de esthetische gebeurtenis :
Vergelijk: zien, luisteren, handelen, helen, moraliseren.
Een heelmeester heelt, een moraalridder moraliseert,
een bioloog biologeert, maar wat doet iemand die opgenomen
is in een esthetische gebeurtenis?
Wel 'scheppen' voor het maken van een kunstwerk, maar niet een specifiek
werkwoord voor het gefascineerd zijn door een kunstwerk.
'genieten van..' niet specifiek genoeg (en alleen positief)
'gefascineerd zijn door..' te eenzijdig passief.
]
[
Het is een overschatting van de taal om te denken
dat de taal het laatste woord kan hebben.
]
[
Alfabetisch schrift (op grond van fonetische kenmerken),
vs beeldschrift (bv Egyptische hiërogliefen): nagaan van verschillen
in grammaticale en syntactische structuren.
]
[
it happens: spatio-temporal chains of events
Gebeurtenissen als 'kleinste eenheden' van relevante beschrijving.
Wat zijn de variabelen en regels die een rol spelen in de complexe
'chains of events' die samenvattend zijn aan te duiden als
'esthetische gebeurtenis'.
voorstelling/uitvoering - image, imagination, creativity, performance
]
[
In verband met het begrip spiegelbeeld wees Willem L. Meijer me op
een interessante studie van Mercedes Graffon (1950), waarin zij aannemelijk
maakt dat Rembrandt bij de vervaardiging van op z'n minst een behoorlijk
aantal van zijn etsen afgezien van de signatuur weinig rekening hield
met het feit dat de etsen bij afdrukken in spiegelbeeld ingrijpend
van karakter veranderen, wat te maken zou kunnen hebben met onze neiging
om een afbeelding van links naar rechts te 'lezen'.
Als bewijs voert zij aan de linkshandigheid van nogal wat personages in etsen
die op schilderijen door hem als rechtshandig werden afgebeeld.
Reden genoeg om de etsen van Rembrandt ook in spiegelbeeld te analyseren.
]
(...2006...)
Interesting pictures as context for the paintings discussed here.
[
dispute around early ownership of Rembrandt's painting:
see frick
inventory-list van 28.3.1673 met info over betwist eigendomsrecht op een serie schilderijen
waaronder het schlderij van Rembrandt zich zou kunnen bevinden, getuige de beschrijving:
'een wenteltrappeken met een oudt manneken sittende op eenen stoel van Rembrant van Rijn'
]