In de Skille (het dorpsblad van Arum) stond in 2008 het volgende,
geschreven door Koos Schulte, archiefmedewerker Wûnseradiel.
UIT DE NALATENSCHAP VAN EEN TUBERCULOSESLACHTOFFER
In de gemeentearchieven staan meerdere meldingen van tuberculose en de noodzaak
om alle materialen waarmee de patiënt in aanraking was geweest, te vernietigen.
Voor de tweede wereldoorlog was de ziekte doorgaans een fataal verlopende,
nauwelijks te behandelen ziekte die kon toeslaan bij sterk verminderde weerstand.
In 1900 kende Nederland 5 miljoen inwoners, waarvan er dat jaar ongeveer 10.000
mensen overleden aan tuberculose (in de volksmond ook wel 'tering' genoemd).
Eén van hen was Aukje Brik-Kamstra (1861-1900).
Het schrijven van de behandelend geneesheer Van der Maën is bewaard gebleven:
Aan den Weled. Achtbaren
Heer Burgemeester!
Ten huize van Jan Hendrik Brik, meester kleermaker te Arum, heeft een besmettelijke
ziekte geheerscht met name tuberculosis pulmonum. Om de voorgang der besmetting te
stuiten is het noodzakelijk dat onderstaande goederen worden onteigend en vernietigd.
Deze zijn:
1 veeren bed en peluw; 3 veeren kussens; 1 wieren kussen; 1 wieren peluw;
2 stroomatrassen; 1 wollen deken; 1 molton deken; 2 katoenen dekens; 1 wollen dekentje;
2 paar wollen kousen; 1 paar sokken; 2 broeken; 3 rokken; 1 katoenen hemd;
1 wollen hemd; 3 jakken; 2 japons; 1 borstrok; 1 wollen onderlijfje; 3 linnen lakens;
4 sloopen; 9 zakdoeken; 1 omslagdoek.
De lijderes was de echtgenoote van Jan Hendrik Brik en was 39 jaar oud.
In 1915 overleed dochter Ina op 23-jarige leeftijd ook aan tbc.
In 2008 zijn er nog steeds ongeveer 1100 tbc-patiënten per jaar in Nederland,
waarvan iets minder dan tweederde van buitenlandse afkomst is.