Metafysica
Wat ontrekkende bewegingen rond het door Jan voor het dispuut van 18.3.2002 ingeleide onderwerp, waarvan we ons zullen afvragen of het wat is. laatste update: 18.9.2007 Otto B. Wiersma
‘echt waar’ zegt een kind, maar gelukkig is het daarmee nog ver verwijderd van de spraakverwarringen van ontologie en epistemologie
"dat wat zo is"
dat |
dat |
ontologisch pluriform monisme: één werkelijkheid die ‘zichzelf’ dynamisch ontwikkelt en in die zin voortdurend en nooit aan ‘zichzelf’ gelijk is |
wat |
zijnden |
eventiteiten, universeel particularisme, relationeel-dynamische complexen van initiële condities en geldende regels, milieu’s, processen, structuren en gedragingen |
zo |
zijnswijzen |
kenwijzen, modaliteiten, onderling onherleidbare (?) modale aspecten van eventiteiten, modaal kennis-pluralisme |
is |
|
predicatief/accidenteel (analytisch of synthetisch), potentieel ( niet meer / nog niet ), substantieel, existentieel, metafysisch, verbaal |
Waar metafysici zich zo al mee bezig houden:
Metafysische vragen zijn in verband te brengen met de historische ontwikkeling van het denken: verzelfstandigiging van het denken samen met een toename in reflectie en zelfbewustzijn.
Hieronder een schematje in termen van subject S en object O.
(1) mythisch of prelogisch denken (Hesiodos: S bijna gelijk aan O)
(2) prerationeel denken (de Ioniërs: S naar O en O naar S)
(3) protorationeel denken (Eleaten & Sofisten: S en O argumentatief van elkaar onderscheiden)
(4) rationeel denken: S niet gelijk aan O
4.1. begripsrealisme (Plato: S dus O & Aristoteles: O dus S)
4.2. funderend (Descartes: als S dan O & Hume: als O dan S)
4.3. kritisch (Kant: als S dan O en als O dan S), kritisch denken denkt eerst de eigen grenzen
Universalia?
Anaximander: apeiron (het onbegrensde, waaruit alles geboren wordt en waarin alles ondergaat)
Parmenides: de weg van de waarheid (aletheia) en de weg van de mening (doxa) – de vraag naar het onderscheid tussen zijn en schijn, werkelijkheid en illusie. Bestaat het voorwerp waarover wij denken/spreken? 1 het is (dat denkt het ware denken) 2 het is niet, 3 het is en het is niet (dat denkt de mening). Heeft P. hierbij alleen de existentiële betekenis van het werkwoord ‘zijn’ op het oog?
Plato: universalia in de buiten-zintuiglijke vormen/ideeënwereld
Aristoteles: universalia in de objectieve wereld buiten ons, immanent in de particularia
Averroës: universalia in het (passief en actief) in ons denkende intellect (nous)
Scholastici: zijn unversalia dingen (res) of woorden (voces)?
Realisten: universalia bestaan objectief in de wereld buiten ons
Nominalisten: universalia zijn louter creaties van ons denken
Abelardus: universalia zijn meer dan ‘flatus vocis’ – significatio als menselijke institutie, product van afspraken (convenientia) met betrekking tot de gelijkenissen tussen particularia
Hume: aan universalia beantwoordt geen objectieve realiteit (radicaal scepticisme vs Descartes’ doorgedreven rationalisme)
Leibniz: reductie van de niet-substantiele (vs Descartes en Spinoza), deelbare materie tot de voorstelling van ondeelbare immateriële monaden
Kant: transcendentale illusie: wetten opvatten alsof ze een eigenschap zijn van de realiteit-zoals-ze-is
Kant vs de funderings-illusie van het rationalisme (O funderen in S) en die van het empirisme (S funderen in O) – S en O zijn gefundeerd in het ‘factum rationis’ als onherleidbare grondstructuur van het denken
Hegel: in absoluut weten vallen S (denken, begrip, idee) samen met O (zijn, werkelijkheid)
Kierkegaard, Schopenhauer, Nietzsche, Bergson: irrationalistische protestbreuk met Kant, terugval in prekritisch reductiedenken
Mill: de a priori structuren zijn te wijzigen door nieuwe inhouden (oiv niet-Euclidische meetkunden en niet-Newtoniaanse fysica)
Frege: logisch objectivisme ( > logisch positivisme)
Husserl: transcendentaal subjectivisme
Heidegger: afstand tussen denken en zijn steeds groter – Seinsvergessenheit H:: zijn is historiciteit, vs klassieke, tijdloze en speculatieve metafysica een ‘mystieke’ inkeer in de onverborgenheid van de waarheid. We bevinden ons in het zijn dat we niet (in z’n totaliteit) kunnen bevatten.
Albert: kennis is niet te funderen in een buiten de kennis gelegen ‘voldoende grond’ vanwege 1. Petitio principii (circelredenering), 2. Regressus ad infinitum (regressie-val), 3. Dogmatische denk-breuk (Munchhausen trilemma).
Eco: iets biedt weerstand en zet ons er toe aan om algemene termen te verzinnen, waarvan de extensie altijd herzien en gecorrigeerd kan worden
Vd Dungen: kentheorie radicaliseren tot een strikt nominalistisch en gedeontologiseerd criticisme (alleen partiële kennis mogelijk, ons verstand is er niet toe uitgerust om de-werkelijkheid-zoals-ze-is te kennen, gedachten over de totaliteit van de werkelijkheid zijn slechts heuristische ficties/regulatieve ideeën)
Metafysica voorbij rationalisme en empiricisme, realisme en nominalisme, materialisme/positivisme en idealisme, dogmaticisme en relativisme/scepticisme, transcententisme en immanentisme, whateverisme en whatever’snotisme?
Vragen
(*) om de bespreking toegespitst te houden op de door Jan aangevoerde probleemstelling: zijn en niet-zijn, even voorbijgaan aan de volgende problemen:
sept 2007
truth-value t of {properties pi..n of eventity e exist(ed) [happen(ed) to be/hold] at the spacetime-locations xi..n, yi..n, zi..n, ti..n}
truth-values: true, false, undecidable
properties: like e.g. body, image, trace, concept, mass, health, temper, price, ownership, championship
eventity: e.g. the horse Nero and/or a specific relation to the horse Nero
spacetime-locations specify the ‘where and when’ and therefore the relevant ‘contexts’ of the properties of the eventity and of the utterance {{p} is true/false/undeterminable} itself
The body of the horse Nero holds in the presence of Nero.
The hallucination of the horse Nero (being somewhere else) holds in the body of the hallucinator but not outside his body in the bodies of other present non-hallucinating observers.
The concept horse holds in thoughts about common properties of different instances of similar species.
Agreement [sc shared beliefs and assumptions] about the truth of the existence of a property of an eventity does not guarantee or prove its truth. A story can be credible without having to be belief it really happened. Strive for better language (e.g. through the analysis of formal structures - part of natural language is whishful thinking about formal language) and for better science (empirical foundations of properties).
The world as dynamicaly evolving reality and the linguistic basics like words, grammatical and syntactical rules are the initial conditions for developments of thought of which the outcome is irreducible to its initial conditions and rules and therefore is largely unpredictable, being partly a confirmation of senses and references to familiar eventities and partly a creation of new senses and references to new eventities.
Universe finite and unbound – language finite and unlimited.
Transcryption of semantics: more clear how language works, but less predictable what will come out of it.