Indonesië 1945-1949 - de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog en de NL politionele acties reference from 'Dynamics of Human Violence'
groepen: Nederlanders, Indiërs (Indo-Europeanen, daar geborenen), Indonesiërs (nationalisten, communisten, islamisten).
voorgeschiedenis 1945 1946 1947 1948 1949
vormen van gewelds-excessen Bersiap: Republikeinse Pemoeda groepen vermoorden rond de 5000 Nederlanders, Indo-Europeanen, Chinezen en Ambonezen, waaronder vrouwen en kinderen eind 1946-begin1947 Celebes de affaire Westerling (Depot Speciale Troepen): martelingen en standrechtelijke executies. In dit en de volgende jaren ook Republikeins geweld: vermoorden van Indonesiërs die er van verdacht worden samen te werken met de Nederlanders (de Jong, 1988,12: alleen op Java al tienduizenden slachtoffers) De inlichtingendiensten houden zich niet aan de Conventie van Genève. Er is sprake van veel 'third-degree' verhoren met folteringen, martelingen en executies. Bondowoso-affaire, waarbij in 1947 tijdens een treintransport 46 Indonesische gevangenen omkomen, die zonder voedsel of drank ingesloten waren. Het in brand steken van de kampong Pakisadji, bloedbad in het Javaanse Rawagede. Door de INCO groep gemonopoliseerde 'bedreigende informatie' wordt gebruikt om het geheel van de troep door middel van de commandolijn medeplichtig te maken. Tijdens patrouilles en veldtochten worden willekeurig honderden huizen platgebrand en heel wat mensen (waaronder ook vluchtende burgers) geëxecuteerd - steeds met name door de INCO-mensen.
psychologisch min of meer vanzelfsprekend gezag van de NL koloniale overheersers omslag door de vernedering die de voormalige NL heersers ondergaan door de Japanse bezetting > toename persoonlijk zelfbewustzijn persoonlijke agressie, wraakgevoelens,
sociologisch gescheiden klassen: politiek (mn uit de Christelijke minderheden), economisch (belangrijke rol van Chinezen) en landbouw / arbeidersklasse (voornamelijk de lokale mensen) vergroofde sociale beheersing / controle. Sociale controle is de normgebonden legitimiteit van de maatschappelijke orde met een consensus over de centrale maatschappelijke waarden en over de middelen om ze te verdedigen; met name indirecte handhaving van de sociale controle, bv via groepen en instellingen. Voor 1940 werd het NL gezag in Indië aanvaard, na de afgang van dat gezag tgv de Japanse bezetting was er een toename van gezagskritiek en nationaal zelfbewustzijn. Het 'gezag' valt dan terug op (militaire) macht door geweld. bevel is bevel (instructiedwang), groepsreactie (situatiedwang) Probleem van de maatschappelijke omgang met geweld. Het gebruik van geweld is in de samenleving gedelegeerd aan specialisten die in hun werk een zelf-isolerende tendentie vertonen wat leid tot het onttrekken van geweld aan de controle en het ingrijpen van buitenaf - geweld wordt zo getolereerd [door zoveel mogelijk de ogen er voor te sluiten]. Men laat het niet over aan specialisten omdat deze vertrouwd worden, maar omdat men het geweld niet vertrouwt. Er is sprake van afwenteling uit onmacht en onvermogen om met geweld om te gaan. Zo zijn isolement, geheimhouding en gebrek aan controle de voorwaarden waaronder geweldsexcessen ontstaan.
educatief Dankzij het Nederlandse scholingssysteem van kinderen van lokale aristocraten en Protestantse en Katholieke missiescholen, die geletterden, soldaten, klerken, leraren, politiemensen, plantage-opzichters, mijn-voormannen etc leverden, was een gepriviligeerde minderheid van Indonesische Christenen oververtegenwoordigd in de top van de bureaucratie, het leger, de universiteiten en de stedelijke middenklasse 1912 de Muhammediyah bouwt een eigen netwerk van moderne scholen (madrasah), die religieus onderwijs combineerden met een Westerse scholingsstijd. 1926 De Hahdlatul Ulama (NU) stichtte landelijke Islamitische scholen, die meer gebaseerd waren op de orale, scholasticistische traditie, 'ulama' en de devote en mystieke traditie van het platteland
economisch 1912 de Muhammediyah bouwt een eigen netwerk van moderne scholen (madrasah), die religieus onderwijs combineerden met een Westerse scholingsstijd. 1926 De Hahdlatul Ulama (NU) stichtte landelijke Islamitische scholen, die meer gebaseerd waren op de orale, scholasticistische traditie, 'ulama' en de devote en mystieke traditie van het platteland verborgen agenda van de Nederlanders: plaats in de toekomst voor de Nederlandse technicus, expert en ondernemer Eerst Actie net name economische motieven: financiering van een groot leger van een financieel zwak thuisland NL door economisch belangrijke gebieden te veroveren.
politiek gedachte dat inheemse volken nog niet rijp zouden zijn voor zelfbestuur, de Nederlandse koloniale regel (het instellen van dorpsrepublieken), Nederlandse verzuiling in de vorm van 'aliran' langs raciale (bv Europese, Chinese en lokale) en religieuze lijnen.  overgang van economische exploitatie (de VOC-mentaliteit) naar ethische politiek (de koloniale bevolking zodanig vormen dat zij zou kunnen komen tot politieke en economische zelfstandigheid): geconcretiseerd door bv de aanleg van infrastructuur, landbouwprojecten (bv irrigatie), volksbanken en volksscholen augustus: Soekarno en Hata roepen de Indonesische Republiek uit (doorkruising van NL's ethische politiek en economische belangen) maart 1947 akkoord van Linggadjati: Indonesië een federale staat, waarin de Republiek één van de deelstaten zou vormen, de vorming van een Nederlands-Indonesische Unie, Augustus: VN dwingt een staakt het vuren af janauri 1948 Renville overeenkomst - o.m. TNI militairen met hun wapens naar Republikeins gebied, deze keren echter later als guerilla's terug. Republiek na neerslaan communistische opstand meer steun van de VS. VN olv VS tegen NL Tweede Actie -staakt het vuren afgedwongen, mei 1949 de Van Roijen/Roem-overeenkomst, augustus: staakt het vuren, 27 december 1949 in Amsterdam de soevereiniteitsoverdracht
politioneel-militair mobilisatie van Indonesische jongeren in paramilitaire organisaties gedurdende de Japanse bezetting Maart 1946vv - Nederland zond een leger van 100.000 man, dat naïef dacht als bevrijders ingehaald te worden. Asymmetrie van geregeld NL leger vs Indonesische guerilla, ontregeld beheerssysteem vanuit NL ('methode', mn vh inlichtensysteem: de bevolking door grove terreur dwingen haar steun aan de guerilla op te geven), technisch geweld door destructieve wapens, infanteriegeweld (te weinig troepen in te groot gebied > vergissingen en represailles Eerste Actie ( 21 juli - 5 augustus), uitbraak uit enclaves om economisch belangrijke gebieden op mn Java te veroveren Overgang van politioneel geweld (nog ter bescherming van de bevolking) naar politioneel-militair geweld (INCO groepen als 'junta' in nauwelijks gecontroleerde gebieden), Uitbreiding troepen naar 140.000 man. Tweede Actie (19 december 1948 - 5 januari 1949) militair-politieke wanhoopspoging om de Republiek te ontmantelen - territoriale doelen wel bereikt, maar de TNI wordt niet de genadeslag toegebracht TNI blijft veerkrachtig en legt zich toe op guerilla, vermoorden van Indonsiërs die als ambtenaren met de NL samenwerken, staakt het vuren (augustus 1949)
ideologisch  ontwikkeling van religieuze instituties en autoriteitsrelaties - grote islamitische meerderheid en minderheden van protestanten, katholieken, communisten e.a. in het onafhankelijkheidsstrijd lijkt het Indonesisch nationalisme een grotere rol te spelen dan islamisme of communisme